NHL At The Rink: That Year In Hockey 1970-1971

Vanaf het seizoen 2022 – 2023 introduceert SportAmerika een nieuwe, vaste rubriek op woensdag: NHL At The Rink. Roemrijke jaargangen, prospects, Farm reports en nog veel meer onderwerpen zullen de revue uitgebreid passeren. Vorige week richtten we de blik op de toekomst van de New York Rangers. Deze week gaan we meer dan 50 jaar terug in de tijd. Naar het seizoen 1970-1971. Het seizoen van Phil Esposito, Ken Dryden en een wel erg opmerkelijke draft!

WERELDNIEUWS

Aan het begin van de jaren zeventig gaat de oorlog in Vietnam nog altijd onverminderd door. Pas in 1975 komt een einde aan dit bloedige conflict. In april 1970 houdt de wereld de adem in voor de Apollo 13. Vanwege een ontplofte zuurstoftank moet deze missie naar de maan worden afgebroken, maar door slim handelen weet de bemanning in levende lijve op aarde terug te keren. Veel later, in 1995, wordt deze gebeurtenis verfilm met Tom Hanks in de hoofdrol.

Het zijn ook de jaren waarin de muziekwereld te vaak wordt opgeschrikt. Paul McCartney maakt in ’70 het einde van The Beatles wereldkundig, maar veel erger is de dood van Jimi Hendrix in september van dat jaar. Drie maanden later treden The Doors voor het laatst op met zanger Jim Morrisson. Ruim een half jaar later treft men de vocalist dood aan in zijn badkuip.

SPORTNIEUWS

Voor de vaderlandse voetbalfans was het smullen in 1970 en ’71. Feyenoord legde in 1970 als eerste Nederlandse club beslag op de Europacup 1 en Ajax zou dit kunststukje een jaar later herhalen. De Rotterdammers zouden ook de eerste Nederlandse club zijn met de wereldbeker. Ajax liet deze eer aan zich voorbij gaan en gunde Panathinaikos de strijd om die cup. De wereldtitel voor nationale teams ging in 1970 naar een ijzersterk Brazilië met onder meer Pelé.

Getreurd wordt er in de wielersport om het overlijden van regerend wereldkampioen Jean-Pierre Monseré in 1971. De pas 22-jarige Belg verongelukte tijdens een kermiskoers in zijn vaderland. Landgenoot Eddy Merckx deed in die jaren zijn bijnaam eer aan en won zowel in ’70 als in ’71 de Ronde van Frankrijk. Succes voor Nederland is er in die jaren ook. Zo wint Eef Dolman in 1971 de Ronde van Vlaanderen.

NHL: OVER EEN WIEL EN EEN VERRASSENDE KAMPIOEN

Decennialang maakten de Original Six de dienst uit in de NHL, maar in de jaren zestig werd de League voor het eerst uitgebreid. In 1967 betraden onder meer de Philadelphia Flyers, St. Louis Blues, LA Kings en Pittsburgh Penguins de NHL en vier jaar later was het alweer raak.

De Buffalo Sabres en Vancouver Canucks maakten in 1971 de sprong in het diepe en dit ging bepaald niet zonder slag of stoot. Na de expansion in ’67 vormden de zes nieuwe teams een aparte divisie, maar toen dit erg eenzijdige Stanley Cup Finals opleverde (drie keer werden de Blues vrij simpel opzij gezet) gingen de divisies weer op de schop.

De East Division werd tot 1970-1971 gevormd door de Original Six, maar de Chicago Blackhawks werden nu in de West Division geplaatst. Dat was nog wel een logische keuze van de NHL. Dat gold ook voor het besluit om de nieuwe Buffalo Sabres in de East Division te plaatsen. Hoe men destijds op het idee kwam om de Vancouver Canucks eveneens in de East te deponeren, is tot op de dag van vandaag een groot raadsel.

EEN RAD BEPAALT HET LOT

Die plaatsing was een rare gedachtenkronkel, maar de NHL bewees in 1970 dat het toch echt nog gekker kon. Er was besloten dat één van de twee nieuwe franchises dat jaar de nummer één pick in de draft kreeg. Nu zijn er legio mogelijkheden om de winnaar te bepalen, maar de NHL zou de NHL niet zijn als het niet op een bijzondere manier ging. Een soort van Rad van Fortuin bepaalde de uitkomst. Om het allemaal niet te gemakkelijk te maken, had dit wiel ook nog eens een oneven aantal vlakken…

Buffalo gaf de voorkeur aan de nummers 8-13, waardoor Vancouver het met 1-6 moest doen. Het vlak met nummer 7 telde in dit geval niet mee. Toenmalig NHL President Clarence Campbell gaf een flinke draai aan het rad en was de eerste die de Canucks feliciteerde met de first overall pick. Was dit opmerkelijke schouwspel daarmee ten einde? Natuurlijk niet! Op verzoek van de Sabres werd nog eens goed naar het wiel gekeken. En wat bleek? Het was niet gestopt bij het nummer 1, maar bij 11. Niet Vancouver, maar Buffalo had daarmee de first overall in de draft van 1970.

Voor het verhaal zou het nu heel logisch zijn als de speler die uiteindelijk als eerste werd gekozen een waardeloze carriere zou krijgen en slechts een handvol wedstrijden in de NHL zou spelen. Maar nee. Al voor de draft was duidelijk dat er maar één spelers in aanmerking kwam voor die first overall. Gilbert Perreault, die ook met rugnummer 11 ging spelen, was bij de Montreal Junior Canadiens een ware doelpuntenmachine en het jaar voor de draft kwam de jonge Canadees tot 51 goals en 70 assists in 54 wedstrijden. Niet voor niets werd Perreault één van de voorbeelden van de jonge Wayne Gretzky.

BRUINS, BRUINS EN NOG EENS BRUINS

Het seizoen zelf dan. Voor één club in het bijzonder stond 1970-1971 in het teken van wraak. De Montreal Canadiens wonnen tussen 1965 en 1969 vier van de vijf Stanley Cups, maar misten de play-offs in 1970. Dat was voor de Canadezen toch al geen best jaar, want ook de rivaal uit Toronto was na het reguliere seizoen al klaar. Een unicum in de NHL-geschiedenis en de twee powerhouses wensten er ook geen gewoonte van te maken. Maar ja, ze hadden natuurlijk wel te maken met Bobby Orr, Phil Esposito en de overige Boston Bruins. De kampioen van 1969-1970.

Bobby Orr dus. De veelvraat van 1969-1970, de blueliner die beslag legde op de Hart Memorial Trophy en de Norris Trophy, daarnaast de meeste assists leverde én de meeste punten verzamelde. Or was ook nog eens goed voor 33 goals, maar topschutter werd hij daar niet mee. Die titel ging naar teamgenoot Phil Esposito. De centre wist in dat succesjaar 43 keer de vijandelijke goalies te verschalken. Een jaar eerder deed hij dat 49 keer, maar alle volgers wisten dat er eigenlijk nog veel meer in het vat zat voor Esposito. En ze kregen gelijk.

Het tijdperk van de Canadiens leek voorbij. De Big Bad Bruins, onder leiding van Orr, waren de nieuwe regenten in de NHL. Boston begon aan 1970-1971 zoals het een jaar eerder geëindigd was. Oppermachtig! De eerste vier wedstrijden van de nieuwe campagne werden eenvoudig gewonnen met duizelingwekkende doelcijfers: 20 goals voor en 12 tegen. Esposito nam 5 van die eerste 20 goals voor zijn rekening, terwijl Orr zich wat op de vlakte hield met 2 treffers. Niemand die er ook maar een seconde aan durfde te twijfelen dat deze onwijs productieve Bruins ook dit seizoen weer hoge ogen gingen gooien.

WISSELING VAN DE WACHT

De rivaal uit Montreal begon overigens ook niet slecht aan het seizoen. De Canadiens openden met vier zeges, maar zagen na 23 wedstrijden (11-8-4) coach Claude Ruel terugtreden. Ruel leidde de Habs in ’69 naar de Stanley Cup, maar zijn manier van coach viel slecht bij de spelers. Ze vonden de man dictatoriale trekjes vertonen en waren blij dat ze na 23 wedstrijden van hem verlost waren. Zijn taak werd overgenomen door de relatief onervaren Al MacNeil. Als speler diende de 35-jarige één seizoen het bleu-blanc-rouge en nu werd hij opgezadeld met de loodzware taak om tegenstand aan de B’s te bieden.

Dat bleek nog lastig zat voor de Canadiens, die in de 39-jarige Jean Beliveau nog altijd hun beste speler hadden. Tijdens het reguliere seizoen althans. J.C. Tremblay, Henri Richard en nieuwkomer Frank Mahovlich waren de dertig ook al gepasseerd en nog steeds belangrijk. Yvan Cournoyer, Jacques Lemaire en Guy Lapointe waren zomaar wat namen die de toekomst van de Habs veilig moesten stellen. Veel later in het seizoen zou MacNeil nog ene Ken Dryden aan het roster toevoegen. Een piepjonge goalie, maar hij ging een belangrijke rol spelen in het verhaal van dit seizoen.

RECORDJACHT

De meeste aandacht ging aan het begin van de jaren zeventig echter uit naar de Bruins. In Montreal waren ze gewend de NHL met harde hand te regeren, maar zelden was een team zo dominant als de Boston Bruins in 1970-1971. Dertiger John Bucyk tekende dat jaar voor 116 punten, waarvan 51 goals. De winger kwam daarmee echter niet in de buurt van de statistieken die Orr en Esposito op het bord brachten. Bobby Orr scoorde – als verdediger, we zeggen het nog maar eens – 37 goals en gaf 102 (!) assists. Esposito? Die deed het nog een tandje beter.

Bobby Hull zette in 1968-1969 een record door 58 keer te scoren in één seizoen. Slechts een paar seizoenen mocht Hull van dat record genieten, want al in maart ’71 schoot Esposito zijn mijlpaal aan flarden. Het was typerend voor de strafexpeditie van de Bruins dat hun goalgetter al op 11 maart de nieuwe recordhouder werd. Boston versloeg de LA Kings die dag met 7-2 en Phil Esposito scoorde twee keer. Het bracht zijn totaal op 60 goals na 67 wedstrijden. De ongelooflijk productieve centre zou het seizoen besluiten met 76 goals. In de 78 wedstrijden die het reguliere seizoen destijds telde.

MET KOP EN SCHOUDERS

Het moge duidelijk zijn dat de B’s het aanvallend op de heupen hadden, maar hoeveel beter waren ze dan de rest? De Canadiens scoorden in de 78 wedstrijden in totaal 291 keer. Een gemiddelde van 3.7 goals per wedstrijd. Wat gescoorde doelpunten betreft, was dit goed voor de tweede plaats in de League. Achter Boston. Héél ver achter Boston. Orr, Bucyk, Esposito en consorten tikten net de 400 goals niet aan. De teller stokte op 399 en dit betekende dat ze gemiddeld 5.12 goals per duel scoorden. Een ongekend aantal.

Offensief stond er dus geen maat op de B’s, maar hoe zat het dan verdedigend? Dat was het terrein waar de New York Rangers excelleerden. Hun goalie-tandem Ed Giacomin en Gilles Villemure won de Vezina dat seizoen en met een gezamenlijk 2.27 GA/G was dit niet meer dan terecht. De Blueshirts wachtten al drie decennia op een Stanley Cup en waren in het oosten de enige die nog enigszins in het spoor van de Bruins bleven. Zij eindigden op 12 punten als tweede in de East Division, terwijl de Canadiens op hun beurt weer op 12 punten van NY als derde eindigden.

VERRASSINGEN IN POSTSEASON

In het westen was het Chicago dat de klok sloeg. De enige Original Six in deze divisie was, mede dankzij klasbakken als Bobby Hull, Stan Mikita en Tony Esposito een klasse apart. Met 107 punten voerden ze de divisie ruimschoots aan. Met maar liefst 20 punten minder werd St. Louis tweede. Vanuit het westen mochten de Philadelphia Flyers en Minnesota North Stars eveneens de gang naar het postseason maken. De Flyers werden daarin door de Blackhawks getrakteerd op een kansloze sweep, maar de North Stars zorgden voor een grote stunt door de Blues er al in de eerste ronde uit te knikkeren.

Voor de grootste stunt van allemaal moesten we echter in het oosten zijn. Daar stuitte de nieuwe regeringsleider op de verdreven president uit Montreal. De scoringsdrang van de Bruins zou deze Habs te machtig worden, zo was althans de verwachting. Nadat Game 1 al met 3-1 was gewonnen, liep het ook in Game 2 gesmeerd voor de favoriete Bruins. Halverwege was de voorsprong (5-1) comfortabel en leek zich te herhalen wat tijdens het reguliere seizoen al gebeurde. Boston won vijf van de zes onderlinge duels met een doelsaldo van 29 voor en 14 tegen.

DRYDEN LAAT VAN ZICH HOREN

De Canadiens weigerden de handdoek te gooien en kwamen met een ongekende achtervolging op de proppen. Vanaf 1-5 kantelden ze de wedstrijd op een zelden vertoonde manier. De machtige B’s moesten zes goals op rij slikken en Game 2 met 7-5 aan de rivaal laten. Een rivaal waar de jonge Ken Dryden meer en meer het heft in handen nam en uitgroeide tot een absolute uitblinker. Montreal bleek in deze best-of-7 allesbehalve kansloos en dankzij een hele duidelijk 8-3 zege in het eigen Forum dwongen ze een Game 7 af. In Boston, dat dan weer wel.

Juist daar, in het hol van de leeuw, nam de jonge goalie zijn team aan de hand. Wat de Bruins ook probeerden – Esposito noteerde 11 SOG, maar zonder succes – ze wisten Dryden niet in de war te brengen. Zijn Canadiens waren vele malen effectiever en wonnen, mede dankzij 2 goals van Frank Mahovlich, Game 7 met 4-2. Bobby Orr had een paar wedstrijden eerder als eerste blueliner ooit in de play-offs een hattrick gescoord, maar dit deed er niet meer toe. De oh zo dominante Bruins waren klaar. Al na één ronde.

THUISVOORDEEL

De Habs moesten zichzelf snel bij elkaar rapen na die enorme stunt, maar waren op tijd bij de pinken om de North Stars in zes wedstrijden terug te wijzen. In die andere halve finale, want daar waren we inmiddels beland, waren de New York Rangers niet opgewassen tegen het geweld uit Chicago. Met 8 punten was Bobby Hull belangrijk, maar de inspanningen van Tony Esposito mogen we zeker niet vergeten. De goalie tekende voor een .942 sv% in die serie. Die overigens wel over de volle zeven wedstrijden ging.

De Stanley Cup Final in 1971 werd een treffen tussen legendes als Bobby Hull en Stan Mikita bij de Blackhawks en Jean Beliveau en Henri Richard aan de kant van de Canadiens. Voor Beliveau waren het de laatste wedstrijden in z’n loopbaan. De loopbaan van Ken Dryden was net begonnen en de jongeling trof in Tony Esposito een andere gigant onder de lat. Chicago was als beste uit de West Division gekomen met 107 punten en had ’t thuisvoordeel in deze SCF. Dit leek de doorslag te geven, want de eerste zes duels werden door de thuisclub gewonnen en ook in Game 7 leek het die kant op te gaan.

HET BROERTJE VAN SLAAT TOE

Leek, inderdaad. Halverwege de tweede periode waren de Hawks op weg naar hun eerste Cup in tien jaar. De fans maakten zich al op voor een feestje, maar Jacques Lemaire bracht na 35 minuten de spanning terug. Voor het verhaal was het prachtig geweest als Beliveau de regie had gepakt, maar dit was weggelegd voor een andere legende. Henri Richard was in Game 5 nog op z’n nummer gezet door coach MacNeil, maar geholpen door zijn rancune was hij in Game 7 twee keer trefzeker. Zijn 3-2 aan het begin van de derde periode betekende de gamewinner aangezien Dryden zijn doel voor de rest schoon hield.

De Cup was weer terug waar hij, in de ogen van de Canadiens, behoorde te zijn, maar ondanks dit succes ging MacNeil niet verder als coach. Hij werd opgevolgd door Scotty Bowman en dat legde de Habs geen windeieren. In de jaren zeventig zou Bowman de Canadiens nog vijf keer naar de Stanley Cup leiden. De Blackhawks? Zij moesten tot 2009-2010 wachten op hun volgende Cup, maar zouden er wel drie in zes jaar tijd winnen.

HALL OF FAMER

De Montreal Canadiens wonnen in ’71 dus tegen alle verwachtingen in de Stanley Cup, terwijl de meeste individuele prijzen naar Boston gingen. Hoe verging het Gilbert Perreault en de Buffalo Sabres dan? Perreault loste zijn belofte in. Meer dan dat zelfs. Met 38 goals en 72 mocht hij de Calder Trophy mee naar huis nemen, maar dat was slechts het begin.

De man, de eerste Sabre ooit, die op zo’n wonderbaarlijke wijze in Buffalo belandde, zou 17 seizoenen het shirt van de Sabres dragen. In 1191 wedstrijden voor de club scoorde Perreault 512 goals en verzamelde hij 1326 punten. Twintig jaar na de draft werd Gilbert Perreault een Hall of Famer en met zijn statistieken voert hij nog vrijwel alle lijstjes in Buffalo aan. De Stanley Cup won hij echter nooit. En ook de Sabres wachten meer dan 50 jaar na hun intrede nog altijd op hun eerste hoofdprijs.

Cover photo: Manny Millan/SI

Hans Mulder
Hans Mulder
Dankzij de Braves en de Twins gegrepen door MLB. Wat later door een simpele videogame besmet met 't ijshockeyvirus en blij dat ik hier beide liefdes mag beschrijven.

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in

Gerelateerde artikelen