Fernando Tatis Jr. zette deze week bij de San Diego Padres zijn handtekening onder een contract voor de komende veertien jaar. Met één pennenstreek rust nu de hoop van de Friars op de schouders van een 22-jarige kortestop.
BELLIARD
New York Mets-werper Brian Bohanon zal niet meteen in angstzweet zijn uitgebroken, toen hij op een nazomeravond in Shae Stadium Rafael Leonidas Belliard Matias richting de thuisplaat zag lopen. Met zijn 1,68 en 75 kilo had Rafael Belliard ongeveer de omvang van de linkerarm van Frank Thomas. De kleine Dominicaan gold als een eenvoudig uitje onderaan de slagopstelling van de verder uiterst gevaarlijke Atlanta Braves’ lineup. Je kan je de ontsteltenis van de 31-jarige reliever dus wel voorstellen, toen kort daarna de knuppel van de kortestop hard contact maakte met de bal en deze als een raket richting linksveld vloog.
In de dugout van de Braves heerste hilariteit. De laatste homerun van hun teamgenoot dateerde alweer van tien jaar en meer dan 2.000 slagbeurten geleden. Ook voor de jaren 90 was dat al een opvallende statistiek, desalniettemin liggen de prestaties van Belliard dichterbij die van zijn tijdgenoten, dan de huidige offensieve nummers van spelers als Fernando Tatis Jr. Trevor Story en onze landgenoot Xander Bogaerts. Een kortestop moest destijds nog in de eerste plaats een verdediger zijn.
WIZARD OF OZ
Belliard diende in zijn jaren bij de Braves voornamelijk als verdedigende vervanger van Jeff Blauser. Teamgenoot Blauser kon beduidend beter overweg met het slaghout. In het jaar (1997) van Belliards homerun in Shae Stadium — de tweede en laatste uit zijn 17-jarige carrière — won Blauser zelfs de Silver Slugger voor kortestops in de National League. Met de kennis van nu zou je zeggen dat hij die prijs vooral te danken had aan zijn prima slaggemiddelde van .308, want zijn 17 homeruns doen je niet direct duizelen.
Toch is de Silver Slugger-award van Ozzie Smith precies tien jaar daarvoor nog opvallender. In dat seizoen sloeg de Wizard of Oz namelijk geen enkele homerun. Long balls werden in die tijd simpelweg niet verwacht van de hoeksteen van de defensie. Kortestops moesten in de eerste plaats defensieve zekerheid bieden, een beetje snelheid en een aardig slaggemiddelde waren mooie bonussen.
CAL RIPKEN JR
Ozzie Smith was gedurende zijn carrière het prototype van wat men zocht in een speler op zijn positie. In elke All-Star Game van de jaren tachtig was Smith de startende kortestop namens de National League. Dat de positie langzamerhand een metamorfose onderging, had in eerste instantie vooral te maken met zijn collega die al die All-Star Games in dienst van de American League mocht beginnen: Cal Ripken Jr. De man die we tegenwoordig vooral kennen van zijn ongekende reeks aaneengesloten wedstrijden, voegde namelijk iets toe wat aan het spel van Smith ontbrak: power.
Hoezeer de opkomst van Ripken een stijlbreuk vormde met zijn voorganger is misschien wel het best geïllustreerd aan de hand van zijn voorsprong op de homerun-ranglijst onder spelers die het merendeel van hun wedstrijden als kortestop speelden. Hij sloeg in zijn loopbaan namelijk 431 homeruns, zo’n 150 meer dan zijn naaste concurrenten. Dat Ripkens koppositie in dat klassement vanaf nu steeds verder in het geding zal komen, lijkt onvermijdelijk.
A-ROD
Die voorsprong had overigens al lang en breed overbrugd kunnen zijn, als Alex Rodriguez zijn contract met de Texas Rangers had uitgediend en niet al vroegtijdig de overstap naar de New York Yankees had gemaakt. In de Bronx moest hij namelijk een plekje doorschuiven naar het derde honk, omdat zij op kortestop al beschikten over The Captain, Derek Jeter.
Behalve de twee kortestops van de Pinstripes brak er nagenoeg gelijktijdig ook in Beantown een speler op die positie door die een gooi leek te kunnen gaan doen naar de homerun-kroon van Ripken. Nomar Garciaparra kreeg echter na een stormachtig begin al snel last van blessures. Zijn productie zou daardoor ver achterblijven op die van zijn twee generatiegenoten.
TULO
Waar A-Rod, Jeter en Nomar nog opvallende uitzonderingen waren die de regel bevestigden, zouden er in hun kielzog steeds meer offensief ingestelde kortestops doorbreken. De belangrijkste exponent van deze volgende golf moest Troy Tulowitzki worden. De Rockie leek op 24-jarige leeftijd de standaard te zetten voor toekomstige kortestops, maar even snel als zijn ster gerezen was, doofde deze uit. Tulo was nauwelijks de dertig gepasseerd, toen hij zijn laatste volledige seizoen speelde.
Terwijl Tulowitzki steeds verder afdreef richting een vroegtijdig honkbalpensioen, diende zich onder de prospects een nieuw soort toptalent aan: de alleskunnende kortestop. Eén van de eerste gezichten van deze lichting was koninkrijksspeler Jurickson Profar. In 2012 was Profar volgens MLB.com de #1 Prospect als opvolger van een zekere Mike Trout. In Profars voetsporen zouden al snel een groot aantal positiegenoten in de top van de prospect-lijstjes volgen.
DE MODERNE KORTESTOP
Waar Profar, andermaal mede door blessureleed, nooit doorgroeide tot een absolute ster en tegenwoordig vooral als utility player aan de bak komt, zouden anderen daar sindsdien wel in slagen. Bogaerts, Francisco Lindor, Corey Seager en dus Tatis Jr maakten inmiddels allemaal de sprong van de top prospect-lijstjes naar de Major League. Een zelfde lot lijkt nu voor Tampa Bay Rays-talent Wander Franco in het verschiet te liggen. Hij voerde de afgelopen jaren dit prestigieuze klassement aan en van hem wordt verwacht dat hij komend seizoen zijn opwachting zal maken.
Dan hebben we het overigens alleen nog maar gehad over de spelers die werden opgenomen bij de eerste 10 van MLB’s Top 100 Prospects. Tel daarbij op de indrukwekkende offensieve prestaties van kortestops als Tim Anderson, Trevor Story en Didi Gregorius en het moge duidelijk zijn dat de dagen van Ozzie Smith als benchmark voor de positie in een ver verleden liggen.
SIMBA
Een hedendaagse kortestop die nog te vergelijken is met Ozzie Smith is Andrelton Simmons. De Curaçaoënaar kan in zijn eerste zeven volledige seizoenen gelijkaardige statistieken voorleggen als zijn illustere voorganger. Onze landgenoot liet over die tijdspanne zelfs betere cijfers noteren in belangrijke categorieën als oWAR (14,6 om 14,0), dWAR (24,3 om 17,3), WAR (33,4 om 24,8) en OPS+ (90 om 74). Defensief hield hij daar net als Smith vier Gold Gloves aan over, maar waar Ozzie in die periode al voor zijn eerste vier All Star Games mocht aantreden, bekeek Simmons elke ASG tot dusver thuis op de bank.
Afgelopen transferperiode maakte Simmons de overstap naar de Minnesota Twins. Hij was één van de meest in het oog springende kortestops die deze winter transfervrij op te pikken was. Opvallend feit bij niet alleen zijn overstap, maar eveneens die van voormalig A’s-kortestop Marcus Semien, is dat beide spelers vertrokken naar een organisatie waar de nood aan een tweedehonkman op voorhand groter leek. De Twins besloten echter om Jorge Polanco vanaf nu op het tweede honk te gaan gebruiken, terwijl Semien zelf omgeturnd wordt tot 2B om Bo Bichette op ‘6’ te houden.
PYRAMIDE DER POSITIES
Dit alles zou natuurlijk volledig begrijpelijk zijn geweest, als er geen tweedehonkmannen meer beschikbaar waren. Maar terwijl Simmons en Semien nieuw onderdak vonden, waren gelauwerde opties als Jonathan Schoop (ooit overigens zelf een kortestop-talent) en Kolten Wong nog naarstig op zoek naar een nieuwe werkgever. Teams lijken dus eerder geneigd om positionele wijzigingen door te voeren om ruimte te maken voor kortestops, dan een tweedehonkman vast te leggen.
Wanneer een kortestoptalent voor het hoogste niveau te log lijkt te zijn, dan is een positiewisseling naar het derde honk een alternatief. De transformaties van A-Rod en Manny Machado zijn hier goede voorbeelden van. Als een kortestop daarentegen te licht blijkt te zijn of diens arm te zwak is voor die positie, dan is daar altijd nog de mogelijkheid om juist een plaatsje naar rechts op te schuiven. Denk daarbij bijvoorbeeld aan Schoop, Ozzie Albies en nu dus ook Polanco en Semien. Voor tweedehonkmannen doemt dan al gauw een verbanning naar het linksveld op, maar daar moet soms al een te licht bevonden midvelder – het alfamannetje onder de outfielders – gepositioneerd worden.
TOP PROSPECTS
Diezelfde prioritering onder de verschillende posities vinden we terug in de eerder genoemde prospect-klassementen. Sinds 2004 heeft MLB.com 18 van dergelijke ranglijsten bijgehouden. Als we dan de top 10’s uit de eerste helft daarvan – tot aan Profars topklassering in 2012 – vergelijken met die van de laatste negen edities, dan komt daar ook die toegenomen waardering voor de kortestop-positie naar voren. In de eerste negen jaar bestond de Top 10 voor slechts 11% uit kortestops, terwijl dat percentage sindsdien toegenomen is tot 31% in de laatste negen edities.
Kijken we vervolgens naar de andere binnenveldposities, dan zien we dat die gezamenlijk nog niet tot het aantal van de kortestops komen. Waarbij overigens de aantekening valt te maken dat daar dan weer meer dan 50% voor rekening komt van derdehonkmannen, terwijl 1B’s en 2B’s slechts sporadisch weten door te dringen tot de Top 10.
In de afgelopen 25 jaar heeft de invulling van de kortestop-positie een transformatie ondergaan. Van de defensieve wizards uit de jaren 80 en begin jaren 90 zijn het nu allround atleten geworden van wie ook het nodige geweld in het slagperk verwacht wordt. Mochten ze bovendien niet aan de hoge verwachtingen kunnen voldoen, kan men meestal nog uitwijken naar een van de twee posities aan weerszijden. Met deze metamorfose is ook de waardering voor de positie gegroeid. Dat dit tegenwoordig financieel zijn vruchten kan afwerpen, bewijst het monstercontract voor de 22-jarige Tatis Jr wel.
Coverfoto: Orlando Ramirez/USA Today Sports
Uitstekend stuk Sander.
Dank je, Peter!