Nu de NHL op een laag pitje staat en iedereen zich richt op de Four Nations Face-Off hebben wij bij SportAmerika tijd om de geschiedenisboeken in te duiken. Aangezien de trade deadline (vrijdag 7 maart) in aantocht is, vonden wij het de hoogste tijd om dieper in te gaan op één van de opmerkelijkste(of grootste) trades van de laatste decennia. In deze NHL At The Rink presenteren we jullie het bijzondere verhaal van The Next One: Eric Lindros.
DEJA VU IN PHILLY
Ruim dertien maanden geleden ging er een lichte schokgolf door de NHL. Of eigenlijk vooral door Philadelphia, dat van één van hun grootste talenten kreeg te horen dat hij niet voor die franchise wenste te spelen. We hebben het hier natuurlijk over Cutter Gauthier. Een kwestie die door de Flyers werd opgelost door de onwillige aanvaller te ruilen voor een zeer talentvolle blueliner in de persoon van Jamie Drysdale. De Flyers reageerden vorig jaar als door een wesp gestoken, maar helemaal nieuw is het toch ook voor hen niet. In de jaren negentig waren zij het immers die profiteerden van een speler die weigerde uit te komen voor een club.
Die speler luisterde naar de naam Eric Lindros. Voor we bij die trade aankomen, zullen we hem eerst even voorstellen. Lindros werd geboren in 1973. Om precies te zijn in de stad Londen in de Canadese provincie Ontario. Als kind van de jaren zeventig groeide Lindros, die al vrij snel bovengemiddeld lang en sterk was, op in het tijdperk Wayne Gretzky. Hij zag The Great One excelleren en in diens slipstream zagen ze in Ontario een piepjonge Lindros excelleren. Een bijnaam was snel verzonnen. Men doopte dit jonge fenomeen The Next One. Of Lindros het nu wilde of niet, hij werd vergeleken met de allerbeste allertijden. Probeer dan het hoofd nog maar eens koel te houden als jong ventje.
GROTE BELOFTE
Als tiener leek hij ook inderdaad in de voetsporen te treden van zijn illustere landgenoot. Hij was onnavolgbaar als tiener. Zowel in goals en assists als in strafminuten. Voorbeeld? In 1988-1989 verzamelde Lindros voor de St. Michael’s Buzzers in 37 wedstrijden niet minder dan 67 punten. Best knap als je weet dat hij ook nog eens 193 minuten doorbracht in de strafbank. Een jaar later kwam Lindros uit voor de Compuware Ambassadors in de North American Hockey League. Hij deed dat slechts 14 keer, maar tikte wel 52 punten af (en 123 PIM).
Indrukwekkende getallen, maar Eric Lindros was nog niet klaar in de minors. In 1991 was de 1.95 meter lange centre beschikbaar voor de draft en in het laatste jaar daarvoor liet Lindros er geen misverstand over bestaan dat hij de beste was. Met afstand de beste. Hij speelde zijn wedstrijden in de OHL voor de Oshawa Generals en noteerde niet minder dan 149 punten in de 57 duels die hij speelde. Een gemiddelde van bijna 3 punten per wedstrijd. Niemand die er ook maar een seconde aan twijfelde wie dat jaar de first-overall zou worden. En de toenmalige Quebec Nordiques wreven zich al in de handen. Zij waren het immers die de first-overall pick hadden dat jaar.
SOAP BEGINT
Er deed zich echter één probleem voor. Eric Lindros had al te kennen gegeven niet voor de Nordiques te willen spelen. Hij gaf de voorkeur aan een team in een Engelstalige regio en daarnaast had hij ’t niet zo op het beleid dat gevoerd werd door de Nordiques. De beleidsmakers daar trokken zich in juni 1991 niets aan van het dreigement. Quebec plukte Lindros als eerste van het bord tijdens de draft en dacht waarschijnlijk dat het wel los zou lopen.
Helaas voor de franchise veranderde Lindros niet van gedachten. Hij bleef bij zijn standpunt, weigerde te spelen en keerde terug bij de Generals in de OHL. Dit gaf hem dan wel weer de kans om met Canada – zonder NHL-spelers – zilver te pakken tijdens de Winterspelen van ’92 in Albertville. Dat dan weer wel.
Tijdens die beruchte draft weigerde Lindros het Nordiques-shirt in ontvangst te nemen en de franchise wist ook wel dat dit niet ging werken. Net als de Flyers vorig jaar met Gauthier moesten ook de Nordiques destijds op zoek naar handelspartners voor een trade. Aan interesse natuurlijk geen gebrek. Echter waren er maar een paar franchises die konden én wilden voldoen aan de voorwaarden van Quebec. Uiteindelijk was het aan de Nordiques om de juiste keuze te maken. Dat lukte. Twee keer zelfs.
FLYERS WINNEN ARBITRAGE
Quebec besloot in zee te gaan met de Philadelphia Flyers. En met de New York Rangers. Als we hier even heel kort door de bocht gaan, dan kwam het er op neer dat de Flyers zes spelers, twee first-round draft picks en geld ($ 15 miljoen) boden en de Rangers vier spelers, drie first-round draft picks en geld ($ 12 miljoen) boden. Het is bijna overbodig om te zeggen dat elk pakket (toekomstige) supersterren bevatte. Om een goede speler te krijgen, moet je immers goede spelers opgeven. Er moest een arbitrage aan te pas komen om Philadelphia als winnaar aan te wijzen. Het is dan ook niet meer dan logisch dat we dit verhaal vervolgen met hun aanbod. Dat van de Rangers komen we later nog even op terug. Het is namelijk interessant hoe dat uitpakte.
Goed, terug naar Philly waar GM Russ Farwell heel diep in de buidel wilde tasten voor de volgende Gretzky, die hij eind juni 1992 te pakken had. Zo stuurde hij starting goalie Ron Hextall naar Quebec, waar deze overigens geen beste tijd beleefde getuige zijn .888 sv% en 3.45 GAA in 1992-1993. Na een jaar Quebec en een seizoen New York Islanders keerde Hextall in 1994 alweer terug in het oranje-zwart van de Flyers.
Dan waren er nog de blueliners Steve Duschesne en Kerry Huffman, die eveneens maar even de kleuren van hun nieuwe werkgever verdedigden. Huffman belandde al vlot in Ottawa en Duschesne kwam daar via St. Louis ook (enige tijd) terecht. Hij zou uiteindelijk drie keer uitgenodigd worden voor de All-Star Game en op 36-jarige leeftijd in zijn laatste seizoen de Cup winnen met de Detroit Red Wings.
NOG EEN SUPERSTER!
Dan gingen er ook nog wat forwards richting de Nordiques. Mike Ricci was destijds al een getalenteerde aanvaller, die altijd wel zijn goaltje meepikte. Chris Simon deed dat minder, maar hij was dan weer een speler die het bloed onder de nagels van de tegenstander vandaan kon halen. De laatste in dit rijtje was ook de beste. Of zou dat althans worden. Een jonge Zweed wiens kwaliteiten gelijke tred konden houden met die van Lindros.
Peter Forsberg kwam uit dezelfde draft als Eric Lindros, maar de Zweed werd “pas” als zesde gekozen. En dat terwijl ook hij in het jaar voor de draft in ’91 werkelijk duizelingwekkende cijfers noteerde. Als junior speelde Forsberg in 1990-1991 39 wedstrijden in de Juniorserien voor MoDo Hockey. Daarin liet hij zien in gemiddeldes nauwelijks onder te doen voor Lindros, want in die 39 potjes schoot hij 38 keer zelf met scherp en gaf ook nog eens 64 assists voor uiteindelijk 102 punten. Waarschijnlijk hadden ze daar in Scandinavië toen al wel door dat ze een heel speciale speler hadden. Eentje die uit zou groeien tot één van de beste Zweedse spelers aller tijden. Zo niet dé beste.
De Flyers waren daarmee nog niet klaar, want er gingen ook nog twee first-round draft picks de grens over. En dus een bedrag aan contanten, wat toen nog kon. Met de pick in ’93 hengelden de Nordiques goalie Jocelyn Thibault binnen. Een sluitpost die een paar jaar later nog weer gebruikt zou worden in een andere immense trade. Die trade zou ook weer enorme gevolgen hebben voor de franchise. Een franchise die toen al niet meer als Quebec Nordiques bekend stond.
VOLGENDE VERHAALLIJN…
Die first-round pick van 1994 zouden de Nordiques tijdens die draft nooit gebruiken. Om het overzichtelijk te houden, werd deze weer betrokken in een grote trade met de Toronto Maple Leafs. Hoewel de Leafs maar zijdelings betrokken waren bij de Lindros-saga was dit ook een trade die de franchise uit Toronto zou veranderen. De Flyers kregen Lindros, de Nordiques kregen Forsberg en de Maple Leafs kregen in Mats Sundin (first-rounder in ’89) hun toekomstig captain en sterspeler. Al wisten alle partijen dat aan het begin van de jaren negentig nog niet.
Goed dan, terug naar de man met wie het allemaal begon. Eric Lindros had zijn zin gekregen, was bij een Engelstalige franchise beland en kon op 6 oktober 1992 dan eindelijk debuteren in de NHL. En dat debuut was niet tegen de minste. Aan de overkant van het ijs vond Lindros namelijk één van de allergrootsten allertijden. Mario Lemieux en de Pittsburgh Penguins gingen dat seizoen op jacht naar hun derde Stanley Cup in successie maar kwamen in die eerste wedstrijd niet voorbij Lindros en de Flyers. Mede dankzij de eerste NHL-goal van The Next One hield Philadelphia de rivaal uit Pittsburgh op een gelijkspel: 3-3.
VLIEGENDE START
Eric Lindros zou in zijn eerste seizoen 61 van de 84 wedstrijden spelen. Met 41 goals en 75 punten deed de lange Canadees het uitstekend, maar de Calder Trophy voor Rookie of the Year won hij er niet mee. Die ging namelijk naar ene Teemu Selanne. Een jonge, razendsnelle Fin die dat jaar ook debuteerde in de National Hockey League en een dijk van een carriere zou neerzetten.
Er valt over te discussiëren of we dat ook van Lindros kunnen zeggen. Ja, hij won een Hart Trophy voor Most Valuable Player en ja hij won olympisch goud tijdens de Spelen van Salt Lake City in 2002. Ook werd hij een paar jaar geleden verkozen bij de 100 beste spelers in de historie van de NHL én mocht hij in 2016 de gang naar de Hall of Fame maken. Eric Lindros heeft wat dat betreft echt niks te klagen, maar voor iemand die zó dominant was als junior en van wie zó ontzettend veel verwacht werd, moet je concluderen dat deze erelijst toch wat tegenvalt.
Het mag misschien tegenstrijdig klinken, maar dát het wat tegenvalt, heeft alles te maken met de manier waarop Lindros speelde. Als junior torende hij boven iedereen uit, maar eenmaal volwassen kom je meer grote jongens tegen. Zowel letterlijk als figuurlijk als allebei. Lindros deelde uit op het ijs, maar bevond zich ook vaak aan de ontvangende zijde van een hit. En lang niet altijd waren die even netjes.
LEGION OF DOOM
Het zorgde voor (te) veel fysiek ongemak, maar vooral hersenschuddingen liepen (veel) te vaak als een rode draad door een seizoen. Lindros speelde uiteindelijk dertien seizoenen in de NHL en slechts twee keer kwam hij in de buurt van het volledig aantal wedstrijden. En dat is inclusief een door ‘n lock-out gekort seizoen 1994-1995.
Lindros speelde vaak geblesseerd. Hij moest wel. Na zijn eerste jaar bij de Flyers kreeg hij al een “A” op zijn shirt en deze werd vanaf 1994-1995 ingeruild voor de “C”. Dat brengt een voorbeeldfunctie met zich mee. Zoals de bijnaam van zijn aanvalslijn dat ook al jaren deed. Met Mikael Renberg en John LeClair vormde Lindros in die tijd het gevreesde Legion of Doom. Een lijn met louter grote, sterke, zware spelers die de tegenstanders de stuipen op het lijf joegen. Zijn eerste jaar als captain leverde hem de Hart Trophy op, maar zijn beste seizoen was zonder twijfel 1995-1996. Met 115 punten eindigde Lindros toen als derde in de Hart Trophy achter Lemieux en Messier, maar voor Jaromir Jagr die een slordige 149 punten op de borden bracht.
NACHTKAARS
Lindros behoorde zonder meer tot de elite in de NHL. Hij was zeker in zijn Flyers-tijd één van de supersterren in de League, maar naarmate de eeuwwisseling naderde en zijn leeftijd vorderde begonnen blessures hun tol te eisen. Met name 1998-1999 – een seizoen waarin Lindros 93 punten scoorden in 71 wedstrijden – liet achteraf z’n sporen na. Helaas volgde de ene hersenschudding de andere op dat seizoen. En het seizoen daarna. Destijds ging men anders met deze blessures om en achteraf kunnen we stellen dat de medische staf van de Flyers enorm tekort schoot. Zij lieten hun superster doodleuk spelen in de Eastern Conference Finals in 2000. Een enorme hit van de kneiterharde Scott Stevens zou voor altijd nadreunen.
Lindros was eind mei 2000 nauwelijks hersteld van weer een hersenschudding toen hij met de Flyers op het ijs stapte voor de Conference Finals tegen de Devils. Drie jaar eerder reikten ze helemaal tot de Stanley Cup Final en nu lag die kans er opnieuw. Lindros moest en zou spelen, maar Stevens stak daar op zijn kenmerkende wijze een stokje voor. Hij stond bekend als één van de tough guys in de NHL, had het vaker aan de stok met Lindros maar nu gaf de centre Stevens een uitgelezen kans hem hard tegen het ijs te smakken. Met zijn gezicht (zoals gewoonlijk) naar het ijs en de puck gericht had Lindros geen schijn van kans. Hij kon niet verder en zag de Devils niet alleen deze serie maar uiteindelijk ook de Stanley Cup winnen.
EINDE IN ZICHT
Die wedstrijd – Game 2 in de ECF – zou zijn laatste voor de Flyers zijn. Onderhandelingen over een nieuw contract liepen op niets uit en Eric Lindros zou zelfs het gehele seizoen 2000-2001 daardoor niet spelen. In 2001-2002 kwam hij alsnog terecht bij de club die een decennium eerder al ver wilde gaan voor een nog jonge (en fitte) Lindros. Bij de New York Rangers had hij nog een acceptabel eerste seizoen, maar werd steeds meer duidelijk dat hij lang niet meer de oude Lindros was.
Na de lock-out in 2004-2005 speelde hij nog bij Toronto en Dallas, maar de grote Eric Lindros was toen al geen schim meer van zichzelf. Op 23 april 2007 speelde hij namens Dallas zijn laatste wedstrijd in de NHL. Op 34-jarige leeftijd had hij het gevecht tegen zijn blessures verloren. Lindros speelde in 13 seizoenen 760 wedstrijden, scoorde 372 goals, gaf 493 assists en zat ook nog bijna 1400 minuten in de sin bin. Er zijn best veel spelers met meer punten dan Lindros. Er zijn er echter maar 21 die beter scoren wat betreft zijn gemiddelde. Met zijn 1.138 p/wedstrijd houdt hij onder meer Jari Kurri, Pavel Bure en Jaromir Jagr achter zich. Om maar wat grootheden in de sport te noemen.
NORDIQUES WORDEN AVALANCHE…EN WINNEN
Wat er met Lindros en de Flyers gebeurde, weten we nu. Maar hoe verging het de Quebec Nordiques na die enorme trade? Op die vraag zijn meerdere antwoorden mogelijk. Met de Nordiques an sich ging het niet zo best. De franchise hield onder die naam in 1995 op te bestaan. Alleen niet voordat Peter Forsberg nog even de Calder Trophy pakte voor beste rookie. De club ging verder in Denver als de Colorado Avalanche en daar vieren en vierden de voormalig Nordiques gigantische successen. Dat begon al in het eerste jaar.
De situatie is vergelijkbaar met de huidige Utah HC, dat ook de technische inboedel van de Coyotes overnam. In Denver kregen ze daardoor de beschikking over toppers als Forsberg, Ricci, Simon, maar ook bijvoorbeeld Joe Sakic. En gedurende het seizoen 1995-1996 ook nog eens Patrick Roy. De beste goalie van dat moment leefde in onmin met “zijn” Montreal Canadiens en de Avalanche hapten graag toe. Ze kregen Roy door onder andere Jocelyn Thibault – een pick uit de trade van Lindros – naar Canada te sturen. Het resultaat mocht er zijn. Al in het eerste jaar in Denver wonnen de Avs de mooiste Cup van allemaal: de Stanley Cup.
Ze versloegen in die finale betrekkelijk eenvoudig de Florida Panthers in vier wedstrijden en Forsberg zette in Game 2 zijn handtekening onder een hattrick. De Zweed zou tijdens zijn loopbaan lid worden van de Triple Gold Club. Hij won twee keer olympisch goud, werd twee keer wereldkampioen met de Tre Kronor en won ook nog twee keer de Stanley Cup. In 2014, twee jaar eerder dus dan Lindros, kreeg Forsberg meer dan terecht zijn plekje in de Hall of Fame. En drie jaar later zat ook hij bij de 100 beste spelers toen de NHL het eeuwfeest vierde.
RANGERS WINNEN OOK
De Nordiques/Avalanche kwamen dus goed uit de trade, maar dan blijft nog over de vraag hoe de Rangers hun “verlies” in de Lindros-saga verwerkten. Ook zij kwamen met een flink pakket naar Quebec. Onder meer Tony Amonte, Alexei Kovalev en één van de goalies Mike Richter of John Vanbiesbrouck. In dit geval geldt voor de Rangers dat de beste trades soms zijn de trades die je niet maakt. Richter was de starting goalie in de gewonnen Stanley Cup Final tegen de Canucks in 1994 en ook Alex Kovalev vindt zijn naam terug op de Cup vanaf dat jaar.
Cover photo: Denis Brodeur